Pommers landszchaap

 

 

De Pommerse landschapen komen oorspronkelijk uit Ostpreusen en Pommern.

Dit is een streek in het Noord-Oosten van Duitsland aan de Oostzee.

Ook op de eilanden daar in de buurt komen ze voor, in het bijzonder op het eiland Rügen.

Aan het einde van de tweede Wereldoorlog dreigde het ras uit te sterven.
In 1945 waren er nog geen 160 schapen van dit ras over.

Nu is er een speciale fokvereniging in Duitsland van deze schapen, die zich inzet voor het voortbestaan van dit ras.


Pommerse landschapen zijn zwart tot blauw-grijs van kleur en de lammetjes donker bruin.

Ze hebben geen hoorns, ook de ram niet. 

Vroeger werden ze speciaal gefokt voor de wol, waarvan men vissertruien maakte, omdat deze wol hier zeer geschikt voor is.

Ook het vlees schijnt een lekkernij voor de fijnproever te zijn, met name de rammen worden hiervoor gebruikt.

 

Het liefst leven deze schapen in een kleine kudde.

Ze kunnen het hele jaar in de wei zijn.

Ook het aflammeren doen ze buiten en behoeft weinig hulp.

Bijvoederen is niet echt nodig, maar schillen van vruchten en aardappelen, takjes van wilgen, beuken en fruitbomen vinden ze heerlijk.