Bruinkopslingeraap ( Ateles fusciceps )
De Bruinkop slingeraap komt voor in de oerwouden in het noorden van Zuid-Amerika en in Midden-Amerika.
Het zijn apen die zelden op de grond komen en voornamelijk in bomen leven.
Ze hebben een zwarte vacht en een dun lichaam met lange slanke armen / benen en een grijpstaart als ‘vijfde hand’.
Aan deze staart kunnen ze met hun hele lichaamsgewicht hangen.
De mannetjes zijn iets groter dan vrouwtjes en hebben een geurklier op de borst, waarmee ze geuren afgeven.
Slingerapen eten graag vruchten, bladeren en zaden.
Zo nu en dan eten ze ook dierlijk voedsel zoals vogeleieren en insecten.
Het zijn sociale apen en ze leven in groepen van 3 tot 35 dieren.
In een groep zijn meestal de vrouwtjes de baas.
Ze kennen onderling een duidelijke rangorde of hiërarchie.
De mannetjes hebben de taak het territorium te bewaken, terwijl vrouwtjes voedseltochten uitstippelen.
Slingerapen hebben namelijk een goed geheugen en kunnen de routes die ze maken gemakkelijk onthouden.
Als ze op pad zijn geweest om voedsel te zoeken doen ze dat in kleinere opgesplitste groepjes.
Als ze elkaar weer zien begroeten ze elkaar met een knuffel.
De meeste slingerapen worden in het wild tijdens het regenseizoen geboren.
Een jong dat geboren wordt is vrijwel kaal, pas na drie maanden is er beharing te zien.
De kleine wordt bij de moeder op de buik en daarna op de rug gedragen.
Mannelijke leden blijven meestal in hun geboortegroep, de vrouwen verlaten de groep wanneer ze zich voort kunnen planten (dit is na 5 tot 6 jaar).