Chileense flamingo ( Phoenicopterus chilensis )

 

De Chileense flamingo komt in de zuidelijke helft van Zuid-Amerika voor.

Daar leeft hij bij meren in het Andesgebergte.

Hij  is doorgaans lichter van kleur dan de andere flamingo’s.

Deze flamingo is lichtroze van kleur en zelfs tegen het witte aan op zijn kop.

De knobbel midden in de poot van de vogel is zijn enkel. Meestal wordt dit gewricht abusievelijk als zijn knie beschouwd.

Flamingo’s staan vaak op één poot. Dit doen ze om zo min mogelijk warmte te verliezen.

Ze verliezen namelijk veel warmte via hun poten omdat deze dun zijn en er geen veren op zitten.

Wanneer de vogel één poot intrekt en die tegen zijn warme onderlichaam aanhoud is het verlies van warmte via zijn poten met de helft afgenomen.

In de zomer gebruiken ze hun dunne poten juist om veel warmte te verliezen.

Ze staan dan met beide poten in het water, zodat ze lekker afkoelen.

Daarnaast heeft de flamingo zwemvliezen.

Daarmee is hij een van de weinige waadvogels die kan zwemmen.

De Chileense flamingo filtert zijn eten uit het water.

Hij steekt zijn kromme snavel in het water en stampt met zijn poten op de zanderige ondergrond.

De algen, garnaaltjes en ander klein voedsel dat daarbij vrijkomt wordt door de flamingo opgezogen.

Vervolgens wordt het water uit zijn bek verwijderd en blijft het voedsel over, dat hij doorslikt.

De flamingo is de enige vogel die op deze manier eet.

In de natuur leeft het dier van kreeftjes, plankton, algen en slakjes.

Dit voedsel bevat de kleurstof caroteen die ervoor zorgt dat de vogels zo mooi roze zijn.

Als de dieren deze kleurstof niet krijgen worden de vogels weer wit.