Vlasbekdwergspanner ( Eupithecia linariata )
Ze vliegen van half april tot eind oktober in twee generaties.
De vlinders komen op licht en verder worden ze zelden gezien.
De rups leeft op en in de bloemen en de vruchtjes van de waardplant.
De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Deze spanner is meestal goed te herkennen aan de geelachtig bruine dwarsbanden in het wortelveld en in het zoomveld.
De donkere, soms zelfs zwarte middenband heeft een vrij regelmatige buitenrand die bij de voorrand geleidelijk afbuigt; vaak is deze afbuiging slechts flauw zichtbaar of zelfs afwezig.
De binnenrand van de middenband buigt aan de voorrand meestal scherp naar de vleugelwortel af.
De rups is tot 16 mm en vrij kort en dik.
Het lichaam groenachtig geel tot blauwachtig groen, vaak met duidelijke, zwartachtig bruine dwarsbanden over de rug, maar soms met verbleekte tekening of geheel ongetekend; kop bleek roodachtig bruin.
De lijfkleur schijnt te worden bepaald door de voedselplant zoals b.v. een rups die zich voedt met purperen leeuwenbek spoedig tot deze kleur verandert.