Gele veenzweefvlieg ( Sericomyia silentis )

 

 

Deze zweefvlieg wordt ongeveer 13 tot 15 millimeter lang en is daarmee groter dan de meeste soorten.

Het achterlijf heeft iets weg van een wesp; een zwarte basiskleur met een gele 'ring' aan de achterzijde, en aan weerszijden op het midden van het achterlijf drie heldere, dunne, gele banden, die elkaar meestal net niet raken.

Ook de halvemaanzweefvliegen hebben een soortgelijk patroon, maar deze vlekken zijn meer sikkelvormig en het lichaam blijft veel kleiner.

Alle drie de paarsgewijze banden verschillen iets, de onderste twee zijn vaak meer versmolten dan de middelste twee en het bovenste paar ligt wat verder uit elkaar.

 

De gele veenzweefvlieg leeft van nectar en stuifmeel van diverse planten.

Uit studies blijkt dat vooral braam en diverse distelsoorten het meest bezocht worden.

De zweefvlieg is lichtbehaard behalve de punt van het achterlijf, die is juist dichtbehaard, en speelt een rol als bestuiver.

 

De vlieg leeft in heide- of veen-achtige gebieden, altijd in de buurt van kleine poeltjes of vennetjes.

De larven van de gele veenzweefvlieg leven namelijk in voedselrijk maar zuurstofarm water, waar andere insectenlarven geen kans maken.

Om toch aan zuurstof te komen heeft de larve een unieke manier van ademen gevonden; een relatief zeer lange, uitschuifbare buis die tot het wateroppervlak reikt.