Rupsendoder ( Cordyceps militaris )

 

De rupsendoder is een zakjeszwam die als parasiet leeft op de poppen van nachtvlinders, kevers of langpootmuggen.

In de duinen betreft het dikwijls poppen van het bont grasuiltje.

De rups van zo'n insect wordt geïnfecteerd, waarschijnlijk door het eten van met sporen besmette planten.

Het dier verpopt zich in de grond. De paddenstoel groeit in en om de geïnfecteerde pop heen en doodt deze.

 

De zwam vormt 2 tot 5 centimeter hoge, geeloranje tot knaloranje gekleurde, knotsvormige vruchtlichamen die (meestal in de herfst) uit de ondergrondse poppen opschieten.

In feite gaat het hierbij niet om één enkel vruchtlichaam maar om een verzameling van individuele vruchtlichamen.

 

Het oranjekleurige knotsje is aan de buitenzijde bedekt met een weefsellaag  waarin de eigenlijke vruchtlichamen verzonken zijn.

Het steunweefsel aan de binnenkant van de paddenstoel  is bleker van kleur dan het oppervlakkige stroma.

Uit de peritheciën komen de sporen vrij die voor de verspreiding van de schimmel zorgen.

Vruchtlichamen van de rupsendoder hebben een levensduur van enkele weken.

 

De fel oranje knotsjes van de rupsendoder kunnen solitair of in groepjes van meerdere exemplaren op één pop verschijnen.

Algemeen in matig of niet bemeste graslanden, loof- of gemengde bossen en lanen op voedselarme, droge zand- of leembodem.