Gele korstzwam ( Stereum hirsutum )

 

De paddenstoel is leerachtig met 2 cm afstaande schijnhoedjes.

Ze groeien als dakpannen op elkaar en zijn vaak lateraal versmolten tot golvende, gebogen rijen.

In de doorsnede loopt een donkere lijn onder het haarvilt aan de bovenkant van de hoed.

Vooral in omgevingen met een hogere luchtvochtigheid zien de oppervlakken er groenachtig uit door algengroei.

Na droging zijn de kleuren bleekgrijs tot grijsbruin.

De veelal eenjarige vruchtlichamen kunnen na de overwintering doorgroeien en hebben dan een tweekleurige onderkant: terwijl de delen van het voorgaande jaar grijstinten hebben, vertonen de vers overwoekerde randgebieden de typische heldere kleuren.

De onderzijde is glad, helder geel tot dofbruin of grijzig-geel, zonder buisjes, poriën of plaatjes.

De paddenstoel heeft een onopvallende geur en is niet eetbaar.

Hij komt voor op (dood) hout van loofbomen (bij voorkeur eiken) en struiken, zoals gestapeld brandhout.

Het is een algemene soort die het gehele jaar voorkomt met een hoogtepunt in oktober.