Ringstaartmaki ( Lemur catta )

 

De naam van de ringstaartmaki zegt al genoeg over de staart: hij heeft een zwart-wit geringde staart.

Het zijn bijna altijd 13 ringen.

Hiermee bewaren ze ook hun evenwicht en laten ze weten waar ze zijn.

Het is dan meer een soort vlag die boven het gras uitkomt.

Ringstaartmaki’s eten vruchten, bladeren en insecten.

Ze zijn het grootste deel van de dag opzoek naar voedsel.

Ze eten met behulp van hun vier poten.

Het eten bestaat voor 80% uit water, hierdoor hoeven ze niet zoveel te drinken.

Ze lessen de ochtenddorst met de vroege ochtenddauw of met water uit holle boomstammen.

Ringstaartmaki’s zijn halfapen.

Ze hebben een lang en spits gezicht met een zwarte, natte neus.

De ogen staan recht naar voren en zijn goudgeel van kleur.

Het gebit van de ringstaartmaki’s is een soort kammetje.

De onderste tanden staan iets naar voren en naar elkaar gebogen.

Dit kammetje gebruiken ze ook om elkaars vacht te verzorgen en sociale contacten te onderhouden.

Dit doen ze ook met hun ‘toiletnagel’, dat is de tweede teen van hun voet waar een lange, scherpe nagel aan zit.

Ze bakenen hun territorium af met geuren.

Deze geurklieren zitten op hun billen, polsen en onder hun oksels.

De mannetjes hebben zelfs een soort van hoorn op elke polsklier waarmee ze de geur in de bast van een boom kunnen kerven.

Deze geurklieren worden gestimuleerd door de zon.

In het voorjaar houden de mannetjes gevechten om te bepalen wie er met de vrouwtjes mag paren.

Soms bijten en krabben ze elkaar, maar vaak houden ze een stinkgevecht.

Ze smeren hun staart in met hun eigen geur en wapperen deze naar de ander.

Het mannetje dat het hardste stinkt, wint.

Ringstaartmaki’s komen uit Madagaskar.

Dit is tevens ook de enige plek ter wereld waar de ringstaartmaki in het wild voorkomt.

Ze leven in het zuidwesten van Madagaskar.