Beverrat ( Myocastor coypus )

 

De beverrat is een zwaar gebouwd knaagdier met een brede hoekige kop.

Hij is in de 20ste eeuw uit Zuid-Amerika ingevoerd voor de bontkwekerij, en sindsdien hebben ontsnapte of losgelaten exemplaren zich in het wild kunnen voortplanten.

De beverrat leeft in gebieden met water, zowel stromend als stilstaand, en met een rijke oevervegetatie.

Zijn vacht bestaat van nature uit een glanzend bruine tot geelbruine bovenvacht en een grijze ondervacht.

De buik is wat lichter van kleur.

In fokkerijen werd gepoogd de lichtere buik weg te kweken  zodat er nu ook andere kleurvariaties zijn.

De ondervacht is waterdicht en de wintervacht is dikker dan de zomervacht.

De snuit en kin van jonge dieren zijn licht van kleur, soms houdt dit stand.

De meeste snorharen zijn wit, behalve de bovenste snorharen, die zwart zijn.

De snorharen worden tot 130 millimeter lang.

Hij heeft een schaars behaarde staart die uitloopt in een punt en die korter is dan het lichaam.

De voorpoten hebben klauwen en tussen de tenen op de achterpoten heeft hij zwemvliezen tussen de 4 binnenste tenen.

Zowel de voorvoet als de achtervoet heeft vijf tenen.

De neusgaten en de mond (achter de snijtanden) kunnen worden gesloten, en de ogen, neusgaten en kleine oren zijn klein en zitten hoog op de kop.

De ogen zijn donker en de oren behaard en duidelijk zichtbaar.

De neus, oren en ogen liggen op één lijn.

De beverrat heeft duidelijk zichtbare snijtanden die oranje van kleur zijn; bij mannetjes donker oranje en bij vrouwtjes geeloranje. De tepels van de vrouwtjes bevinden zich niet aan de buikzijde, maar aan de zijkant/rugzijde.

De beverrat is een exoot en werd en wordt in het wild gevangen of gefokt voor zijn pels, die in kleding wordt verwerkt.

Hij wordt ook wel moerasbever genoemd.