Algazel (  Oryx dammah )

 

De algazel leeft van oorsprong in de woestijn en savanne.

Hij kan goed tegen de warmte en kan lichaamsvocht lang vasthouden.

Zijn nieren werken zeer efficiënt en hij begint pas te zweten bij een lichaamstemperatuur van meer dan 46 graden.

Bovendien heeft de algazel kleine bloedvaatjes die van het hart naar de hersenen lopen.

Deze bloedvaatjes passeren ook de huid bij de neusgaten, waar het bloed tot 15 graden kan afkoelen.

Hij eet gras, kruidige planten, wortels, knoppen en soms groente en fruit.

De bokken bedreigen elkaar tijdens de paringstijd en knokken om het recht om met een vrouwtje te paren.

Voordat de paring plaatsvindt, draaien het mannetje en het vrouwtje om elkaar heen totdat het vrouwtje hem laat paren.

Is ze er nog niet klaar voor, dan kan ze snel wegrennen.

Bevallen doet ze afgezonderd van de rest van de kudde.

Het dier is in het wild uitgestorven door de jacht en verlies van zijn leefgebied door onder andere concurrentie met vee.

Gelukkig plant hij zich in dierentuinen goed voort, dus wellicht kan de herintroductie van de in dierentuinen gefokte algazellen het voortbestaan van de soort redden.

Nu zijn ze in omheinde, beschermde gebieden in Tunesië, Senegal en Marokko uitgezet voor het herintroductie programma van de algazel.

Het is een antilope die 160 centimeter hoog en 150 tot 240 centimeter groot wordt. 

Hun vacht is lichtbruin met een lichte streep langs de zijkant. 

Aan de nek en de keel is het rossig bruin. 

Ze hebben ook lange en gladde hoorns. 

Overdag zoeken ze schaduw op maar tijdens de nacht en de ochtend leven ze van grassen. 

Ze moeten ook veel drinken.