Gewone smallijf ( Stenodema laevigata )

 

Deze wants is, wanneer volgroeid, aanvankelijk lichtbruin van kleur maar kleurt tegen de herfst  wat donkerder.

In de lente verkleuren de dieren juist weer naar groen.

Op deze manier zijn ze steeds het best aangepast aan de kleur van de grassen in hun leefomgeving.

De lengte van de imago's is ongeveer 11 millimeter, met een zeer langgerekt lichaam dat maar weinig op de meeste andere wantsen lijkt. Het halsschild en de kop vormen een driehoekig deel en de kraalachtige ogen zitten achter de tasters.

Op het achterlijf is een strepenpatroon aanwezig van vleugeladeren.

De nimfen lijken op de ouderdieren maar zijn kleiner, geelbruin van kleur en missen vleugels.

De dieren overwinteren als imago in de strooisellaag of in graspollen.

De bevruchting van de wijfjes vindt in het voorjaar plaats en de eitjes worden rond juni-juli afgezet in de bloeiwijzen van de waardplanten.

De nieuwe imagines verschijnen eind juli - begin augustus.

De graswants leeft tussen lagere planten tussen wat drogere grasachtige begroeiing en is zeer algemeen.

Ook in andere delen van Europa komt deze wants voor.

Ook in zoute omgevingen is de graswants te vinden, zoals in duingebieden en kwelders.

Deze soort zit graag prominent op de bovenzijde van bladeren te zonnen, om zo op te warmen en sneller te worden.