Zwartkop ( Sylvia atricapilla )

 

Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit.

Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft.

De zang is luid en zeer melodieus.

De zwartkop eet tijdens het broedseizoen vooral insecten.

Buiten het broedseizoen staan in hoofdzaak bessen en andere vruchten op het menu.

Zwartkoppen die in Vlaanderen de winter doorbrengen, pikken vaak een graantje mee van voedertafels en hangen zelfs aan pindaslingers en vetbollen.

 

Een zwartkop laat zich vooral vinden door zijn zang.

De soort houdt zich meestal op in het struikgewas maar laat zich met een beetje moeite toch vaak zien.

Het kan helpen door met de lippen op de palm van je hand ‘squeekende’ geluiden te maken.

Zwartkoppen lijken hierdoor geïntrigeerd en verlaten soms het struikgewas om de bron van het vreemd geluid te onderzoeken.

 

De zwartkop maakt zijn nest bij voorkeur in bramen, in dicht netelstruweel of in meidoorn.

Het mannetje bouwt doorgaans een aantal ruwe ‘aanzetten’, waaruit het vrouwtje haar keuze maakt.

Het geselecteerde nest wordt dan door beide vogels verder afgewerkt.

Zwartkoppen zijn monogaam maar de paarband houdt meestal slechts één broedseizoen stand.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast

Passant