Wilde eend ( Anas platyrhynchos )

 

De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel, die veel te vinden is in parken en vijvers.

Het mannetje, de woerd, is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband.

Ook heeft hij als enige eendensoort gekrulde staartveren.

Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd vooral bruin verenkleed.

Gedurende de winter worden koppeltjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toe gaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo rivalen te elimineren.

Veel eenden in parken zijn mengvormen van wilde eenden met allerlei gedomesticeerde eenden.

De man heeft in prachtkleed een groene kop, witte nekband en donkerbruine borst.

Stuit en middelste gekrulde staartveren zijn zwart.

Het vrouwtje is onopvallender bruin.

De donkerblauwe "spiegel" met witte rand op de vleugel is een gedeelde eigenschap en een goed kenmerk om vrouwtje te onderscheiden van de gelijkende krakeend die een witte spiegel heeft.

Na het broedseizoen lijkt de man meer op het vrouwtje.

Aan de kleur van de snavel zijn ze dan nog te onderscheiden; zeemkleurig bij de vrouw, die van de man geel.

Wilde eenden hebben oranje poten.

 

 

Daar waar voedselrijke wateren zijn, komen wilde eenden voor.

Meestal wordt het nest in de buurt van water gemaakt, onder struiken en tussen planten, in boomholtes, maar ook met enige regelmaat in tuinen.

Wilde eenden hebben een voorkeur voor zoet water, maar beperken zich daar niet toe.

Ze zijn onder meer te vinden in boerensloten, kanalen, rivieren en vennen.

Het water dient niet meer dan een meter diep te zijn voor hen om voedsel in het water te kunnen vinden.

 

Wilde eenden eten zowel waterplanten als grassen en kleine waterdiertjes maar ook kikkers.

De soort is omnivoor en eet wat er voor handen is.

In het water zoeken ze naar voedsel door gedeeltelijk onder water te duiken, op het land grazen ze gras.

 

 

Wilde eenden die in ons land broeden zijn, net als in andere regionen met een gematigd klimaat, voornamelijk standvogels.

Ze trekken slechts over kleine afstanden bij slechte weersomstandigheden.

Eenden uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden wanneer het koud begint te worden.

De wilde eenden uit ons land wijken uit naar continentaal Europa, Groot-Brittannië en Ierland.

Heeft een lange broedperiode die van februari tot augustus kan duren.

Gedurende die tijd heeft de wilde eend soms wel twee tot drie legsels, meestal bestaande uit 6 tot 10 eieren.

Broedduur: 24-32 dagen. Het nest is een ondiepe kuiltje in de buurt van water, bedekt met mos, donsveertjes en takjes.

Broedt in paartjes of in losse groepen.

De jongen kunnen na 50-60 dagen vliegen.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast

Exoot