Staartmees  - Aegithalos caudatus 

 

Staartmezen zijn zeer sociaal.

Vooral buiten het broedseizoen leven deze geliefde bolletjes-met-staart-vogels in kleine groepen.

Dwarrelend door twijgen en bomen roepen ze voortdurend naar elkaar.

Blijft een lid van de groep ergens hangen, dan wordt er gewacht tot de achterblijver weer bij is.

Zij hebben lichte onderdelen en witte kop met brede zwarte zijkruinstrepen die samenkomen op de donkere rug.

Opvallend donkere maar vooral lange staart (langer dan het lijf).

De aanzet van de vleugels is roodbruin van kleur.

 

Regelmatig worden  witkopstaartmezen waargenomen uit Scandinavië en Oost-Europa.

Verwarrend kan zijn dat er ook staartmezen zijn met een behoorlijke witte kop, 'witkoppige' staartmezen dus.

Staartmezen komen vrij algemeen tot broeden in bossen, parken, landgoederen en tuinen.

Voorwaarde is de aanwezigheid van voldoende bomen en struiken, waar ze ook hun voedsel verzamelen.

Dit doen zij tot op de allerdunste twijgen.

Op het menu staan allerlei hele kleine insecten, rupsen en in de wintermaanden zaden die zij vinden op de dunste uiteindes van takken.

 

Staartmezen zijn standvogels, er is geen seizoens trek.

Zij blijven altijd in de buurt van de plaats waar ze ter wereld zijn gekomen, in de winter zwerven zij hier tot op enkele kilometers afstand omheen.

Broedt van eind maart tot in mei.

Heeft één legsel, met meestal 8-12 eieren. Broedduur 12-14 dagen.

Staartmezen maken een prachtig bolvormig nest van korstmossen aan de buitenkant en veertjes aan de binnenzijde, dat wordt gemaakt in dichte struwelen.

Vooral gaspeldoorn en meidoorn zijn erg in trek.

Indien de eerste nestpoging mislukt, wordt het tweede nest vaak hoog in de vork van een boom gebouwd.

De jongen zitten 18-19 dagen op het nest.

Na uitvliegen worden ze zeker nog 2 weken gevoerd.

Bij slecht weer slapen staartmezen samen in groepjes dicht tegen mekaar, iets wat andere mezen niet doen.

 

Standvogel

Wintergast