Roodhalsgans ( Branta ruficollis )

 

Opvallend sierlijke gans met een ronde kop en kleine snavel, rood 'oor' en hals.

Witte vlek aan de snavelbasis en met een donkere/zwarte borst en rug.

Roodhalsganzen broeden op de hoog-arctische toendra's aan de kust of in rivierdelta's.

Het leefgebied bestaat uit korte stevige plantengroei met dwergberk en korstmossen.

Vaak broeden roodhalsganzen in kolonies, dicht bij het nest van een roofvogel, zoals slechtvalk of ruigpootbuizerd.

Deze houden roofdieren op afstand.

Hun voedsel bestaat uit grassprieten, jonge scheuten van veenpluis en andere groene plantendelen.

Ook wel waterplanten (vooral in de winter).

In de winter ook oogstresten (mais, granen en aardappelen) op akkers en gras op voedselrijke weilanden.

Roodhalsganzen zijn in Europa alleen in de winter waar te nemen.

De broedgebieden liggen op de koude Midden-Siberische toendra's.

De vogels vertrekken eind september en overwinteren rond de Zwarte Zee, Kaspische zee en het Oeralmeer.

In Europa bevinden de grootste concentraties zich in Roemenië en Bulgarije.

In Vlaanderen is de roodhalsgans een vrij zeldzame wintergast: van het kleine deel van de roodhalsganzen dat doorvliegt naar West-Europa belanden slechts enkele vogels bij ons.