Ringtaling  ( Callonetta leucophrys )

 

Het mannetje heeft een zwarte kruin en nek.

De rest van de kop is isabelgrijs, fijn zwart gestreept.

De mantel is grijsbruin.

De schouderveren zijn levendig kastanjebruin en de rug, stuit en staart zijn zwart met een groene glans.

De vleugels zijn zwart met een grote witte vlek op de vleugeldekveren en een bronsgroene spiegel.

De borst is roze met zwarte ronde vlekjes en de flanken en de buik zijn grijs met een fijne, zwarte bandering.

De onderstaartdekveren zijn bedekt met een witte zijvlek.

De snavel is blauwgrijs en de poten zijn roze.

Het vrouwtje heeft een donkerbruine kruin en een dito streep onder de ogen.

De zijkant van de kop is wit met lichtbruine wangvlek.

De schouders zijn dofbruin in plaats van kastanjebruinrood.

De onderzijde is vuilwit met grove bruine dwarsbanden.

Ringtalingen  of Roodschoudertalingen leven in en rond water, waar ze waterplanten en insecten eten.

Ze broeden in boomholten, vaak enkele meters van de grond.

Om meer houvast te hebben in de bomen, hebben roodschoudertalingen lange tenen met sterke klauwen.

Als de kuikens uitkomen is hun dons nog niet waterdicht, daarom wrijven ze langs de vette veren van hun moeder.

Daarna springen ze uit de boom op de grond op zoek naar het water.

De kuikens kunnen nog niet vliegen, maar omdat ze vederlicht zijn, bezeren ze zich niet tijdens de val.