Putter ( Carduelis carduelis )

 

Andere benaming dat men ook wel hoort is Distelvink.

Deze vogel heeft opvallend zwart en geel gekleurde vleugels.

De witte staartvlekken zijn aan de onderzijde het opvallendst en de vogels hebben een witte stuit.

Het mannetje heeft meer rood op de kop dan het vrouwtje.

In de winter krijgen beide geslachten een donkere snavelpunt.

 

Putters zijn vogels van bosranden en open plekken maar hebben zich aangepast aan struiken en braakliggende terreinen.

De scherpe, fijne snavel is uitermate geschikt om de zaden uit kruiskruid en paardenbloem te pikken.

Hun specialisatie zijn de zaadhoofdjes van distels, kaardebollen en klissen.

De korte stevige veertjes van het rode gezicht beschermen hen tegen stekels.

Het goed afgewerkte nest is gemaakt van gras, mos en korstmos en bekleed met zaadpluis of wol.

Vaak zit het nest aan het uiteinde van een dunne tak.

Legsels van 5 tot 6 eieren en twee of drie broedsels per jaar zijn normaal.

In de nazomer verschijnen troepen putters op de distelveldjes.

 

Veel Putters overwinteren in West-Europa en de meest Noordelijke trekken naar het zuiden.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast

Geintroduceerd