Kapgier ( Necrosyrtes monachus )

 

De kapgier is een typische aaseter, met een kale roze kop en een grijzige kap.

Het verenkleed is donkerbruin van kleur.

Hij heeft grote vleugels en een korte staart.

Vergeleken met andere gieren is de kapgier klein.

De kapgier leeft in de natuur in Afrika, ten zuiden van de Sahara.

Hier leven ze op grasachtige savannes tot halfwoestijnen en stedelijke gebieden.

Vliegen kost een hoop energie en daarom proberen gieren dat zoveel mogelijk te voorkomen.

Op zoek naar hun voedsel maken ze gebruik van de opstijgende warme lucht, 'thermiek', waar ze zich door mee laten voeren.

Zwevend door de lucht speuren ze de horizon af en letten op het gedrag van andere dieren om kadavers op te speuren.

De kapgier heeft dons in zijn nek en op zijn kop.

Hierdoor lijkt het net of hij een kapje op heeft.

Doordat de kapgier alleen maar wat dons op zijn kop heeft kan hij goed in karkassen komen, zonder dat zijn verenkleed smerig wordt.

 

In tegenstelling tot andere roofvogels hebben de meeste gieren geen sterke poten.

Hij kan deze dan ook niet gebruiken om zijn prooi te vangen.

Hij eet daarom voornamelijk dode dieren. Zijn poten zijn zo gebouwd dat hij er goed mee kan lopen.

Ze eten voornamelijk vlees van karkassen van dode dieren en andere vleesresten.

Omdat deze gier zelf te zwak is om karkassen open te maken, moet hij wachten met eten tot andere gieren bij het prooidier aangekomen zijn om het karkas te breken.

De kapgier is teven vaak te vinden in dorpen waar hij het vleesafval opeet. Daarnaast wil de kapgier ook nog weleens vette larven grijpen uit omgewoelde grond em bij laagtij langs de kust eet hij ook mosselen, krabben en dode vissen.

Het meest ongebruikelijke is wel dat hij ook mest eet, waaronder zelfs menselijke uitwerpselen.