Indische gans ( Anser indicus )

 

De gans is 68 tot 78 cm lang.

Poten en snavel zijn geel en de snavel is relatief klein.

Relatief kleine, lichtgrijze gans met donkerbruine achternek die doorloopt op achterhoofd en vanaf daar lopen twee strepen schuin omlaag naar oog en oor.

Witte kop en keel, doorlopend in een witte streep langs de zijkant van de hals, en voorhals en buik lichtbruingrijs.

Leefgebied bestaat uit natte weilanden, vennen, moerassen en rietgebieden.

In de winter in moerassen, meren en rivieren.

Voedsel: Voornamelijk vegetarisch, eet grassen, blaadjes en wortels van allerlei groen.

In zijn natuurlijke verspreidingsgebied trekt de Indische gans op 10 km hoogte door de Himalaya naar India, Bangladesh en Myanmar.

In Europa trekken ze veel kortere afstanden, samen met andere ganzen, zoals brandgans.