Ijsvogel ( Alcedo atthis )

 

IJsvogels zijn vooral vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water, maar broeden ook aan stilstaand water.

Hun nesttunnel graven ze zandige of lemige steile oeverranden.

's Winters ook te zien bij meer open en brak of zoute water, op zoek naar voldoende voedsel - kleine visjes, waterinsecten en dergelijke - en ijsvrij, helder water om dat voedsel te kunnen bemachtigen.

Strenge winters maken veel slachtoffers onder de ijsvogels.

Onmiskenbaar blauw en oranje gekleurde vogel.

Beetje plomp gebouwd met korte staart en een grote kop en snavel.

Witte keel en zijhals.

Vleugels en kruin groenachtig blauw met een helderblauwe rug en stuit.

Zit vaak rechtop op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes.

Vliegt luid roepend over het water en is dan goed te zien.

Vrouwtjes hebben een oranjerode snavelbasis, bij de man is die zwart.

IJsvogels nestelen liefst langs langzaam stromende beken.

In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren genesteld.

 

Ze komen voor bij meren, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rietland en ruigte, rivieren en vennen.

IJsvogels duiken in helder, liefst stromend water naar bij voorkeur visjes maar ook naar waterinsecten.

Ze stellen prijs op enkele bomen of struiken langs de oever, bij wijze van uitvalsbasis.

Zitten dan vaak stil op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes.

Voordat hij duikt 'bidt' de ijsvogel even boven het water.

Eet het liefst visjes maar ook waterinsecten zoals libellenlarven.

Vissen worden mee naar de zitpost genomen en daar eerst tegen een tak geslagen voordat ze worden doorgeslikt.

Jaagt vanaf een zitpost en bidt ook regelmatig.

Duikt in het water om zijn prooi te pakken.

De ijsvogel trekt niet weg.

Bij koude winters gaat hij op zoek naar voedsel en verlaat zijn territorium.

In augustus en september is er verplaatsing van jonge vogels en komen ze ook op plekken waar ze niet broeden.

Broedt vanaf februari/maart.

Ze graven tunnels van zeker een 0,5 meter in oevers, in wanden maar ook wel tussen wortels van bomen of in een kunstmatige ijsvogelwand.

Meerdere legsels per jaar van meestal 6-7 eieren. Man en vrouw broeden de eieren in 19-21 dagen uit.

De jongen zitten zo'n 22-28 dagen op het nest voor ze uitvliegen.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast