Huiszwaluw ( Delichon urbicum )

 

De huiszwaluw bouwt van klei en zand een komvormig nest tegen rotswanden.

Maar huizen van baksteen en beton voldoen ook prima en de huiszwaluw is bij ons dan ook een echte cultuurvolger geworden. Huiszwaluwen eten enorme hoeveelheden muggen en andere vliegende insecten, die in volle vlucht worden gevangen.

Huiszwaluwen zijn lange-afstandstrekkers die helemaal naar tropisch en zuidelijk Afrika vliegen om te overwinteren.

De bovenzijde is zwart met een opvallende witte stuit.

Onderzijde geheel wit, tot aan snavel.

Schouderveren iets blauwglanzend.

De korte staart heeft de voor zwaluwen kenmerkend gevorkte vorm.

Korte stompe snavel, de poten zijn kort en wit bevederd.

De huiszwaluw vliegt meer fladderend dan boerenzwaluw.

Leeft vooral in open gebied, in de omgeving van allerlei typen gebouwen en bruggen, die voor de huiszwaluw als alternatieve rotspartijen kunnen dienen.

Maakt nesten tegen de gevel.

 

Vooral op waterrijke plekken wordt naar voedsel gezocht.

Daar houden de grootste aantallen vliegende insecten (muggen) zich op.

Huiszwaluwen trekken in grote groepen tussen eind juli en oktober weg in zuidelijke tot zuidoostelijke richting, via Frankrijk en Italië naar tropisch Afrika.

Tussen half april en juni keren zij terug, met een piek in mei.

Broedt in kolonieverband, heeft één of twee legsels per jaar met elk 4-5 (soms 2-6) eieren.

Eileg van half mei tot begin augustus. Broedduur 13-16 dagen.

Het nest wordt gemetseld van klei en zand, met een kleinere opening dan de nesten van de boerenzwaluw.

De jongen zitten 23-30 dagen op het nest.

Soms langer bij slecht weer of een groot broedsel.

 

Zomergast

Wintergast

Passant