Huismus ( Passer domesticus )

 

Het mannetje heeft een grijs petje met roodbruine zijden, grijze wangen, grijs onderlichaam en brede witte vleugelstrepen.

Dominante mannetjes hebben meer zwart op de borst dan mussen lager in de rangorde.

Het vrouwtje kenmerkt zich door tamelijk eenvormig lichtbruin kleed, heeft een opvallende wenkbrauwstreep achter het oog.

Het mannetje heeft een donkergrijze kegelvormige snavel, bij het vrouwtje is de snavel lichter en geliger van kleur.

Korte leverkleurige poten.

 

Broedt van eind maart tot in augustus.

De huismus heeft twee tot drie legsels per broedseizoen met elk 4-6 eieren.

Huismussen broeden in een los kolonieverband.

Het nest wordt vooral gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van gebouwen en in mussenkasten.

Het slordige nest bestaat uit takjes, stro, veertjes en hondenharen. Broedduur: 11-12 dagen.

De jongen zitten zo'n 17 dagen op het nest.

Als de jongen uitvliegen, worden ze daarna nog 1-2 weken gevoerd door de ouders.

 

Huismussen stellen prijs op een rommelige menselijke omgeving, met struikgewas, schuren, weilanden met vee, gemorst graan en zo verder. Talrijkst in dorpen en in oudere buitenwijken, met rommelige tuinen.

Als er veel hoge bomen staan, verdwijnt de huismus.

Het menu van de huismus bestaat uit zaden, granen, insecten, bloemknoppen, brood, bessen, pinda's en vetbollen.

In de broedtijd voornamelijk insecten.

De huismus is een uitgesproken standvogel.

 

Standvogel

Passant

Geintroduceerd