Emoe ( Dromaius novaehollandiae )

 

Een emoe is gemiddeld 1.75 meter hoog en weegt 36 tot 40 kg.

Het mannetje is gewoonlijk wat kleiner dan het vrouwtje.

Aan de poot hebben ze drie naar voren gerichte tenen en geen achterwaarts gerichte teen.

Verder hebben ze lange, kale poten.

Het is de enige vogel met kuitspieren.

Hierdoor zijn ze zowel goed in sprinten als in het lange afstand lopen.

Ze kunnen snelheden van 50 km/u halen.

Gemiddeld lopen ze met een snelheid van 10 km/u.

Door hun sterke poten kunnen ze hekken kapot trappen en roofdieren verminken.

Ze hebben slordig uitziende, niet gestroomlijnde veren.

De veren zijn licht van kleur, behalve de punten.

De voornaamste functie van de veren is bescherming tegen het zonlicht.

Het verenpak laat maar zo'n 2% van de zonnewarmte door.

Ze hebben rudimentaire vleugels waar ze wel mee kunnen slaan maar niet mee kunnen vliegen.

De kop is bedekt met onregelmatige zwarte veren.

De zwarte snavel is gespecialiseerd in het eten van gras.

Emoes zijn nomadische vogels.

Zij trekken de regen achterna op zoek naar zaden, bloemen, fruit, knoppen, scheuten, insecten en rupsen.

Emoes kunnen grote afstanden afleggen in een snelle economische draf, maar indien nodig kunnen ze voor korte tijd 50 km/u halen. Omdat ze voortdurend onderweg zijn op zoek naar water en voedsel, hebben ze een dynamisch leefgebied van 5 tot 10 km2.

Emoes hebben een voorkeur voor bossavannen, graslanden en subtropische gebieden.

Ze voelen zich aangetrokken door gebieden met stilstaand water.

De emoe is na de struisvogel de grootste nog levende vogelsoort en de grootste van Australië.

De vogel bewoont de meeste gebieden van het continent, behalve gebieden die dichtbevolkt zijn, dicht bebost zijn of bedekt zijn door woestijn.