Boomklever ( Sitta europaea )

 

 

Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak zowel omlaag als omhoog langs een boomstam bewegen.

De boomklever kan met de kop omlaag naar beneden klimmen en daarin onderscheiden ze zich van spechten en boomkruipers die alleen omhoog klimmen langs boomstammen.

Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet.

De boomklever is een enigszins gedrongen en actieve vogel met een krachtige puntige snavel.

Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel.

De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid.

In de winter is hij een geregelde bezoeker van tuinen waarin pinda's worden aangeboden.

 

 

De bovenzijde en bovenkop zijn blauwgrijs.

De onderzijde is isabelkleurig met roodbruine flanken.

Bij het volwassen mannetje is de achterflank scherp begrensd oranjebruin en hierdoor is het al bij onvolwassen exemplaren mogelijk om het geslacht te bepalen.

Verder heeft hij een brede zwarte oogstreep met lichte wangen en keel.

Bij het volwassen vrouwtje is de achterflank minder scherp begrensd oranjebruin. Verder is het identiek aan het mannetje.

De boomklever klimt en daalt schoksgewijs langs de boomstam, zonder op zijn staart te steunen.

De vlucht van de gedrongen vogel is golvend en snel terwijl de korte staart in het midden zwart is.

 

Boomklevers broeden vaak in oude spechtennesten.

De bodem van het nest wordt bedekt met schilfers dennenschors en dode blaadjes.

Boomklevers die in nestkasten broeden, maken soms een versterkt dakoverstek boven de invliegopening. 

De klei die de Boomklever rond het nestgat smeert, dient waarschijnlijk om de concurrentie met andere holenbroeders te verminderen.

De klei wordt ook gebruikt om scheuren en onregelmatigheden binnen de nestholte te verhelpen.

Ze maken ook gebruik van nestkastjes waarbij ze het plafond dichtpleisteren.

Het vrouwtje legt 6 tot 8 eieren die na 14 a 15 dagen uitkomen.

De jongen zijn vliegvlug na 23 tot 25 dagen wat tamelijk lang is.

 

 

Buiten de broedtijd bevindt de boomklever zich wel in gezelschap van mezen.

Hun biotoop beslaat licht loof- en gemengd bos met ondergroei, vooral met oude en hoge bomen.

Ook in parken en lanen en in de winter ook op de voedertafel.

Op het menu staan veel insecten, zaden, noten, vruchten, graan en bessen.

Harde noten zet hij tussen het boomschors vast en hamert ze dan van bovenaf stuk.

Grotere insecten worden met de snavel in stukjes geknipt.

De boomklever legt ook voorraden aan.

 

Standvogel