Bonte strandloper ( Calidris alpina )

 

De bonte strandloper is een kleine steltloper, met een lengte van 17 tot 21 centimeter.

Relatief lange snavel, aan de punt iets omlaag gebogen.

Zwarte poten, geen witte stuit.

In prachtkleed onmiskenbaar door de zwarte buikvlek en de overwegend oranje- of roodbruine bovenzijde.

In vlucht met smalle witte vleugelstrepen; staart en stuit met donkere streep, geflankeerd door wit.

Talrijkste strandloper en daarom de sleutelsoort tot herkenning van de andere soorten.

Tamelijk zeldzaam op strand; steeds vaker ook in weilanden met plassen.
Broedt in toendra's, kwelders, natte heide en hoogvenen, natte graslanden aan de kust. 

Verschillende ondersoorten en populaties hebben verschillende trekstrategieën.

Verlaten hun broedgebieden vanaf juli.

Najaarstrek vooral in augustus-november.

Overwintert in kleiner aantal in Nederland en België.

Ondersoort alpina overwintert vooral in kustzones van Zuid-Europa en Noord-Afrika.

Voorjaarstrek vooral in april en mei.

Hun voedsel bestaat in de broedtijd onder andere  uit insecten, met name vliegen en muggen, langpootmuggen, kevers, kokerjuffers, wespen, zaagwespen en haften.

Ook spinnen, mijten, regenwormen, slakken en plantenmateriaal.

Buiten de broedtijd vooral borstelwormen (zeepieren e.d.), mollusken, insecten, kreeftachtigen, schelpdieren, soms kleine visjes en plantaardig materiaal.

Zoekt vooral voedsel op de tast door snel te prikken met de snavel, ook door te pikken.

Zoekt meestal voedsel in (grote) groepen.

Wast vaak wormen voor het eten.

Foerageert dag en nacht, meestal door getijde bepaald.