Rups Veelvraat ( Macrothylacia rubi )

 

De rups van de veelvraat is tot 65 mm.

Lichaam fluweelzwart, op de rug een dichte, roodachtig bruine beharing en grijsachtige haren op de flanken;.

Kop zwart en bruinachtig behaard; de haren kunnen jeuk veroorzaken.

De jonge rupsjes zijn zwartachtig bruin met op de rug lichtgele insnijdingen tussen de segmenten.

De rups word gevonden van  augustus tot april.

Ze is actief tot in september en overwintert in volgroeid stadium op de grond, soms verscholen tussen mos of dode bladeren.

Komt na de winter slechts korte tijd tevoorschijn om te zonnen in de voorjaarszon en verpopt zich in april, zonder verder nog voedsel op te nemen, in een langwerpige sigaarvormige cocon vlak bij de grond.