Taxusspikkelspanner ( Peribatodes rhomboidaria )

 

Een sleutelkenmerk van deze vrij grote, meestal grijze spanner vormt de buitenste dwarslijn op de voorvleugel.

Deze dunne lijn maakt vlak bij de voorrand een sterke knik, loopt op de binnenste vleugelhelft min of meer recht en vormt op iedere vleugelader een stip.

Een ander opvallend kenmerk is de manier waarop de middelste en buitenste dwarslijn over de voorvleugel lopen; vanaf de voorrand beginnen ze eerst wijd uit elkaar, maar richting de binnenrand komen ze steeds meer naar elkaar toe doordat de buitenste lijn naar binnen buigt. Bij veel andere spikkelspanners lopen deze lijnen niet of veel minder naar elkaar toe.

De grondkleur varieert van lichtbruin tot donkergrijs en de donkere tekening varieert sterk.

Op de onderzijde van de achtervleugel is de buitenste dwarslijn, indien aanwezig, scherp gehoekt.

Op de onderzijde van de voorvleugel bevindt zich een opvallende bleke vlek in de vleugelpunt.

Exemplaren van de tweede generatie zijn kleiner.

Het mannetje heeft geveerde antennen die spits toelopen; de kleine veertjes eindigen 2 mm voor het uiteinde.

Vliegperiode : Eind mei-half september in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot half oktober.

Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen overdag rustend op boomstammen worden gevonden.

De vlinders bezoeken na zonsondergang bloemen van planten zoals akkerdistel en kruiskruid.

Ze komen goed en in redelijke aantallen op licht, vooral in dichte bossen.