Puta uil ( Agrotis puta )

 

De puta-uil is klein vergeleken met verwanten uit het Agrotis-geslacht.

Er bestaat een groot verschil tussen het mannetje en het vrouwtje.

Het mannetje heeft lichte vleugels.

De ronde vlek is ook licht en daarom vaak moeilijk of niet te zien.

De niervlek daarentegen is donker en altijd zeer opvallend aanwezig.

Bij de vrouwtjes is alles precies omgekeerd.

De vleugels zijn donkerbruin, waardoor de donkere niervlek vaak niet opvalt.

De ronde vlek is altijd uitdrukkelijk aanwezig en heeft de vorm van een uitgetrokken ovaal.

De spanwijdte van de puta-uil varieert maar heel weinig en ligt tussen 30 en 33 mm.

De puta-uil kent in Noordwest-Europa weliswaar twee generaties, maar de zeer lange vliegtijd doet bijna het bestaan van een derde generatie vermoeden: de eerste zien we in april, de laatste vliegen nog begin oktober rond.

Er wordt alleen 's nachts gevlogen, maar de vlinders komen daarbij graag op bloemen in de tuin af.

De vlinderstruik is bij de puta-uil populair, net als bij de meeste andere worteluilen.

Zowel het mannetje als het vrouwtje komen op licht en op smeer af.

Overdag gemakkelijk te fotograferen.

De motjes laten zich daarbij tot op zekere hoogte manipuleren.

In nagenoeg alle redelijk open gebieden in de Benelux een gewone soort.

Komt echter meer voor op zandgrond dan op kleigrond zonder daar te ontbreken.