Oranje zandoogje ( Pyronia tithonus )

 

De bovenkant van zowel de voor- als de achtervleugel is oranje met brede bruine randen.

In de vleugelpunt ligt een zwarte vlek met een dubbele witte kern .

Het mannetje heeft een grote zwarte geurstreep op de voorvleugel.

Vliegtijd: Eind juni-eind augustus in één generatie.

De vlinders besteden veel tijd aan het zonnen; ze zitten dan met gespreide vleugels op bladeren van bomen, struiken of kruidachtige planten.

Een vrouwtje op zoek naar een afzetplaats voor de eitjes vliegt laag over de vegetatie en er soms zelfs doorheen.

Als een geschikte plek is gevonden, kruipt zij diep in de vegetatie, kromt het achterlijf en schiet de eitjes een voor een af.

Deze blijven aan grassprieten kleven of vallen op de grond.

Het komt ook voor dat eitjes doelgericht op een waardplant worden afgezet.

Het vrouwtje zorgt dat de eitjes niet te dicht bij elkaar liggen.

De dichtheid op de vliegplaatsen is hoog, ca 44 tot 280 exemplaren per hectare.

Nectar halen ze uit bijvoorbeeld struikhei en braam.

Geregeld zonnen de vlinders met gespreide vleugels op bladeren van bomen, struiken of kruiden.

Als een oranje zandoogje te dicht wordt benaderd, schuift hij de voorvleugels omhoog, zodat de dubbelgekernde oogvlek zichtbaar wordt.

Een ongenode gast kan hierdoor worden afgeschrikt.
Mannetjes houden vooral ´s middags patrouillevluchten, doorgaans laag boven de vegetatie.

Ze verdedigen geen territorium en benaderen alles wat op een soortgenote lijkt, zelfs bruine afgevallen blaadjes.

Het mannetje blijft vaak enkele dagen in hetzelfde kleine gebied heen en weer vliegen.

Vindt hij daar geen vrouwtje dan zoekt hij een andere plek, gemiddeld zo´n 150 meter verder.

Een vrouwtje dat door een mannetje wordt benaderd, maar niet paringsbereid is, trilt snel met de vleugels.

Wil het vrouwtje wel paren, dan vindt de paring zonder voorafgaand baltsritueel plaats.