Koninginnenpage ( Papilio machaon )

 

De koninginnenpage behoort tot de familie van de grote pages en is onze grootste inheemse dagvlindersoort.

Met zijn prachtig geelzwart gekleurde vleugels, is hij ook één van de mooiste vlindersoorten die we hier te zien krijgen.

De grondkleur van boven- en onderkant van de vleugels is geel.

Op de bovenkant van voor- en de achtervleugel bevindt zich langs de achterrand een doorlopende, brede blauwe band met zwarte randen. Opvallend zijn de staartjes aan de achtervleugel en de rode stip in de binnenrandhoek.

Vliegen van eind april-half juni en begin juli-half september in twee generaties.

In warme jaren vliegt er mogelijk een partiële derde generatie in oktober.

De koninginnenpage wordt vaak bij heuveltoppen gezien waar mannetjes en vrouwtjes elkaar ontmoeten; dit gedrag wordt 'hill-topping' genoemd.

De keuze van de waardplant verschilt enigszins tussen de generaties.

Vrouwtjes van de eerste generatie zetten de eitjes af op de bovenkant van jonge bladeren van vooral peen.

Die van de tweede generatie op de bloemen of bladeren van peen en andere schermbloemigen die dan beginnen te bloeien.

Ieder eitje wordt op een andere bloemknop of bladtop afgezet.

Jonge, vrijstaande waardplanten die boven de vegetatie uitsteken of aan de rand van een gebied op een beschutte plek groeien, hebben de voorkeur.

Jonge rupsen - die wat op een vogelpoepje lijken - eten eerst de eischaal op en vervolgens de bovenzijde van de bladeren.

Oudere rupsen eten met name de bloeiwijze.

Vanaf het vierde stadium - wanneer de rups de typische groen, zwart en oranje tekening heeft - is de rups in staat zich te verdedigen door het zogenaamde osmaterium uit de nek tevoorschijn te stulpen.

Tegelijkertijd verspreidt de rups dan een doordringende (ananas)geur.

De rups verpopt zich laag in de kruidlaag, bijvoorbeeld aan de stengel van de waardplant.

De kleur van de pop loopt uiteen van groen tot bruin of zwart: groene poppen vallen minder op in een groene omgeving maar de bruine poppen hebben een grotere overlevingskans in een donkere omgeving.

Poppen van de tweede generatie overwinteren als gordelpop.

De vlinders besteden vrij veel tijd aan het zoeken naar nectar.

Zij halen nectar uit allerlei kruiden, bijvoorbeeld klavers en schermbloemigen.

In de zomer zijn de vlinders vaak te vinden op de vlinderstruik of op distels.
Wanneer een mannetje een vrouwtje vindt, buitelen beide vlinders om elkaar heen in een snelle vlucht en strijken vervolgens neer tussen de vegetatie om te paren.

Soms blijven ze wel twee uur samen voordat het vrouwtje vertrekt om de eitjes af te zetten.

Als waardplant kieen ze vooral peen (ook de gecultiveerde vorm); daarnaast ook andere schermbloemigen, zoals bevernel, engelwortel, dille, pastinaak en venkel.

De rupsen worden incidenteel gezien op ruit-achtigen (Thalictrum sp.) zoals vuurwerkplant.

Naast voldoende waardplanten en een markante plek waar de mannetjes kunnen samenscholen, moeten in het leefgebied voldoende nectarplanten groeien om in de grote nectarbehoefte van de vlinders te voorzien.

Deze staan in allerlei ruderale terreintjes, moestuinen, kruidenrijke ruige graslanden, moerasgebieden en akkertjes.

Daarnaast vliegt deze soort soms in tuinen bij huizen en ook de rupsen worden daar wel eens gevonden.