Kleine vos ( Aglais urticae )

 

De bovenkant van de voorvleugel is roodbruin met een rij blauwe maanvlekken langs de achterrand.

Langs de voorrand van de voorvleugel bevinden zich afwisselend enkele zwarte en lichte vlekken en in het middenveld liggen drie zwarte vlekken.

Vliegperiode : Februari-oktober in twee elkaar overlappende generaties.

De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten.

Het mannetje houdt vanaf het middaguur een territorium bezet.

De vlinders vertonen veel zwerfgedrag.

Jonge rupsen leven in spinselnesten op de waardplant; deze spinselnesten zijn vaak gemakkelijk te vinden.

Volwassen rupsen leven solitair en foerageren onbeschut.

De eieren worden in groepen afgezet op onderkant van de bladeren van de waardplant.

De soort overwintert als vlinder op vochtige en koele plaatsen in bomen en gebouwen.

Een mannetje benadert ieder vliegend, donkergekleurd object.

Hij verdrijft mannelijke soortgenoten, soms in een minutenlange spiraalvlucht en achtervolgt ieder vrouwtje.

Een mannetje achtervolgt een vrouwtje net zo lang totdat ze gaat rusten.

Deze achtervolging kan enkele uren duren terwijl ook andere mannetjes het vrouwtje achterna gaan.

Als het vrouwtje uiteindelijk gaat zitten, neemt het mannetje achter haar plaats.

Hij betast haar vleugels met zijn antennes.
De paring gebeurt meestal aan de onderzijde van een brandnetelblad en duurt de hele nacht.

Voor de overwintering drinken ze eerst veel nectar om een grote energievoorraad op te bouwen.

Waardplanten zijn de grote brandnetel.