Gevlekte zomervlinder ( Comibaena bajularia )

 

De opvallende wit met bruine vlekken in de binnenrandhoek van de voor- en achtervleugel zijn kenmerkend.

Kenmerkend is ook de combinatie van de roomwit met roodbruin geblokte achterrand met het ontbreken van uitstekende puntjes.

De grondkleur verbleekt in de loop van de vliegtijd van groen naar geelachtig of rozeachtig wit.

Vliegperiode: Eind mei-begin juli in één generatie; soms een kleine partiële tweede generatie in september.

De mannetjes komen goed op licht.

De vrouwtjes worden minder vaak op licht gezien, maar kunnen overdag worden opgejaagd van eikenbladeren.

De rupsen zijn perfect gecamoufleerd doordat zij stukjes blad op hun lichaam plakken; bij het uit de boom kloppen van rupsen vallen ze pas op als ze gaan bewegen.

De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een losse cocon tussen eikenbladeren.