Dagpauwoog ( Aglais io )

 

De dagpauwoog, waarvan de prachtige vlekkentekening doet denken aan die van een pauw, is één van de algemene soorten dagvlinders in Vlaanderen.

Hij heeft een spanwijdte van 50 tot 60 mm.

De bovenzijde van de vleugels heeft een dieprode kleur, met een grote, blauwe oogvlek op elke vleugel.

De onderzijde van de vleugels is zwart.

De blauwe vlek op elke vleugel is een perfecte imitatie van een zoogdieroog: een blauw oog, met een lichte oogrand en een zwarte pupil. Mogelijke predatoren worden afgeschrikt door deze oogvlek.

De rups van de dagpauwoog kan tot 42 mm groot worden en is zwart, met fijne, witte spikkeltjes en lange, zwarte doorns op de rug en flanken.

De geelachtige poten zijn een opvallend kenmerk.

De dagpauwoog is verzot op de nectar van de bloemen van verschillende planten, zoals de akkerdistel en de paardenbloem.

In tuinen zie je hem vaak op vlinderstruik.

Vooral ruige graslanden en bloemrijke gebieden, aan de rand van bossen of heide, zijn de ideale biotoop.

Maar ook in parken en tuinen wordt de vlinder vaak waargenomen.

De vlinders overwinteren op donkere, beschutte plekjes, zoals in holle bomen of donkere schuurtjes.

De vleugelonderkant van de dagpauwoog is zwart, een overwinterende dagpauwoog valt dan ook nauwelijks op.

De dagpauwoog kan je waarnemen van begin maart tot eind mei.

In het voorjaar bakenen de mannetjes een territorium af van enkele tientallen vierkante meters.

Andere mannetjes worden daaruit verjaagd, en passerende vrouwelijke bezoekers worden het hof gemaakt.

De dagpauwoog zet zijn eitjes af op de grote brandnetel, de enige plant waar de rups zich mee voedt.

Van eind april tot half juli leven de rupsen in groepjes samen op deze plant.

Wanneer ze voldoende gegeten hebben, zoeken de rupsen een rustig en beschut plekje op om zich te verpoppen.

Na twee weken kunnen er al prachtige vlinders tevoorschijn komen.

Van eind juni tot eind oktober vliegen deze nakomelingen rond.

Het zijn deze vlinders die in het najaar in overwintering gaan.