Rups agaatvlinder ( Phlogophora meticulosa )

 

Het is een zeer algemeen voorkomende soort en hij komt verspreid over het hele land voor, in bossen, heiden, duinen en ook veel in tuinen. Zelfs in december is de vlinder te zien, maar nu gaat het maar om enkele vlinders.

In april en mei vliegt de eerste generatie, gevolgd door een veel grotere zomergeneratie die in september haar piek heeft.

Als je in september stroopt of met licht en laken nachtvlinders gaat bestuderen is de agaatvlinder een vaste gast.

De rupsen hebben allerlei kruidachtige planten en struiken als waardplant en eten onder andere van zuurbes, brandnetel, hop, spoorbloem en zuring, maar ook van bomen als berk en eik.

Kortom de rups is weinig kritisch.

Ze eten ook ’s nacht door als het niet al te koud is en verpopt zich uiteindelijk in een cocon in de grond, maar ook wel op andere plekken zoals een voeg in een muur.

Deze uil heeft ongeveer dezelfde rusthouding als de levervlek, maar de voorvleugel is sterker geplooid en de voorrand is dieper naar beneden gevouwen.

Verse vlinders zijn doorgaans olijfgroen en rozeachtig bruin gekleurd; in de loop van de vliegtijd worden deze kleuren vager.

Het patroon op de voorvleugel is zeer constant; alleen de lichte strokleurige zone tussen de middenband en de golflijn varieert enigszins in breedte.

Soms komen meer roodachtig bruin gekleurde exemplaren voor.

Voornaamste vliegperiode van mei-oktober in twee generaties; soms worden ook in de wintermaanden vlinders waargenomen.

De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.

Overdag rusten ze onbeschut op muren en paaltjes of in de vegetatie.

De vlinders vertonen zowel zwerf- als trekgedrag.