Wolfspin ( Pardosa spec. )

 

Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes.

De lichaamslengte varieert van 0,4 tot 4 centimeter.

Sommige soorten leven in holtes om hun prooien op te wachten terwijl andere rondzwerven op zoek naar een geschikt slachtoffer.

In tegenstelling tot de meeste andere spinnen hebben wolfspinnen een goed gezichtsvermogen en kunnen zodoende goed jagen.

Ze zijn nachtactief.

Op de spinnen uit het geslacht Sosippus na gebruiken de wolfspinnen hun spinsel niet om vallen te maken, wel is er van een aantal soorten bekend dat ze hun spinsel gebruiken als soort van reddingslijn, tijdens het lopen spinnen ze een lijn die voorkomt dat ze in dieptes vallen of wegwaaien.

Mannetjes die een lijn van een vrouwtje vinden, volgen deze ook dikwijls om zodoende te kunnen paren.

Vrouwelijke spinnen dragen hun bevruchte eieren mee in een eicocon, een ronde zak van draad.

Gravende soorten verbergen hun eicocon ondergronds.

Na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van hun moeder, die ze gedurende aanzienlijke tijd mee draagt.