Rietkruisspin ( Larinioides cornutus )

 

De vrouwtjes bereiken een lichaamslengte van 13 mm, de mannetjes worden niet groter dan 8 mm.

Het web wordt gespannen tussen het gras of in lage struiken.

De spin verbergt zich overdag en 's nachts bevindt ze zich in haar web.

Ze maken allen een regelmatig wielweb, waarbij ook de naaf gevuld is, dit in tegenstelling tot de strekspinnen.
Een sterke signaaldraad loopt van het centrum van het web naar een schuilplaats in de vegetatie of ondergrond, waar de spin zich vaak ophoudt. 

Voorlichaam meestal grijsbruin, voorzien van lichte haren.

Achterlichaam met een wittige, geelbruine of roodbruine basiskleur; van voren met een donkere, licht omzoomde kielvlek; de lichte omzoming wordt naar achteren toe duidelijk breder.

Achterste helft met een scherp begrensde, donkere bladfiguur, die langs het midden duidelijk lichter is.

Vooral in vochtige, open terreinen, met name langs oevers van stilstaand en stromend water.

De soort maakt een wielweb met relatief weinig spaken (15-20), vooral tussen riet en hoge grassen of kruiden, zelden in struiken.

Overdag zit de spin bijna altijd in een zeer dicht geweven, naar onderen open schuilhoek direct naast het web.

De paring vindt plaats in het voorjaar of najaar, in de loop van de zomer maakt het vrouwtje 3 - 5 eicocons van gele wollige draden en deponeert deze in de bovenste hoek van haar schuilplaats.