Sneeuwklokje ( Galanthus nivalis )

 

 

Sneeuwklokjes bloeien in februari en maart, soms in april.

De planten zijn tweeslachtig (een bloem heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).

Elke bloeistengel draagt vroeg in het voorjaar één knikkende bloem.

De bloem van het gewoon sneeuwklokje heeft zes bloemdekbladeren.

De buitenste drie bloembladen zijn wit, langwerpig en 1,4-1,8 cm lang.

De binnenste drie zijn half zo lang, omgekeerd hartvormig-eirond, uitgerand en met een groene vlek aan de top.

Aan de binnenkant ziet men groene hoogtestrepen.

De stijl is priemvormig met een niet gedeelde stempel.

Gewone sneeuwklokjes kunnen tot 20 cm hoog worden; de bollen zijn 1,5 tot 2,5 cm. groot.

De bloemen hebben elk een eigen bloemstengel en hangen van de top van deze stengel naar beneden.

De bloem lijkt wit doch is feitelijk kleurloos.

Een fijngeknepen bloemblad blijkt glashelder te zijn, doordat de luchtbelletjes tussen de bladcellen dan weggeperst zijn.

Het is deze lucht die het invallende licht in alle richtingen weerkaatst, waardoor het als wit wordt waargenomen.

Groeit in bossen (loofbossen, landgoedbossen, parkbossen en beek- en rivierbegeleidende loofbossen), hakhout, boomgaarden, hagen, struwelen, tuinen (o.a. oude tuinen en boerentuintjes), grasland, waterkanten (beekoevers) en dijken.