Veenpluis ( Eriophorum angustifolium )

 

Veenpluis is door de lange witte haren een opvallende soort uit de Cypergrassenfamilie.

De planten kleuren van donker groen later in het seizoen naar rood tot zwartbruin.

Ze hebben ondergrondse lange wortelstokken, waardoor ze grotere oppervlakken weten te koloniseren met losse groepen planten.

Aan de voet van de stengels die uit de wortelstokken tevoorschijn komen zitten talrijke bladeren, die een lange bladschijf hebben.

De stengels zijn gevuld en niet hol, zoals bij Galigaan het geval is.

De hoogte van de rechtopstaande stengels komt niet boven de 65 cm uit.

Ze zijn over het grootste deel rolrond maar bovenaan driekantig.

De bladeren staan in drie rijen; ze zijn lijnvormig en gootvormig en de bladranden zijn niet snijdend of ruw.

Het bovenste deel van de bladeren heeft een driekantige top en ze zijn 2-4 (-7) mm breed.

Het bovenste stengelblad heeft een bladschijf en de schede is niet opgeblazen.

Bovenaan de stengels staat een bloeiwijze die uit meerdere aren bestaat, tot wel 8 toe.

De stelen van deze aren zijn kaal en glad, wat je alleen goed kunt zien als je een loep gebruikt.

De stelen verschillen in lengte en meestal is er een zittende aar dus vrijwel zonder steel en de andere gaan in de vruchttijd hangen.

In een aar zitten tot 50 bloemen.

Het kafje van de bloem is eennervig en de bloemen staan in spiralen, wat gemakkelijk te zien is aan de verdeling van deze eennervige grijs-bruine kafjes.

De aren zijn duidelijk niet tweerijig.

De bloemen zijn tweeslachtig; ze bloeien eerst vrouwelijk en daarna mannelijken ze hebben tamelijk grote helmknoppen van 3-5 mm; een urntje ontbreekt, wat een duidelijk onderscheid is met de Zeggen.

Opmerkelijk is het grote aantal borstels dat uitgroeit tot de kenmerkende witte haren, die langer zijn dan de vrucht.

Deze vrucht, een nootje is drie kantig en 2-3 mm lang.

Met de lange haren, 3-5 cm lang, die aan het nootje zitten kan de wind de vruchten over grotere afstand meevoeren.

Het is een plantensoort van natte en zure grond.

Je kunt ze vinden in heiden, grasland, moeras, maar ook in vennen en natte duinvalleien.