Moerasandoorn ( Stachys palustris )

 

Vooral in de oeverzone langs rivieren, rivierarmen, plassen en meren, maar ook in lichtbeschaduwde beekbegeleidende oevervegetatie en in moerassige vegetaties vind je in de volle zomer de bloeiende Moerasandoorn, Stachys palustris.

De tamelijk hoog wordende planten met een kaarsvormige bloeiwijze met roze lipbloemen valt dan op tussen de zeggen en andere grote kruiden.

De tot 80-100 cm hoog wordende plant heeft een bijna niet vertakte, rechte, vierkante stengel en de roze bloemen staan in zittende schijnkransen in de oksels van de kruisgewijs geplaatste schutbladeren, die naar boven toe sterk in grootte afnemen.

De tweezijdig symmetrische bloemen hebben vier meeldraden waarvan er twee langer zijn dan de andere.

Na het vrijkomen van het pollen verlengen de helmdraden van de bovenste twee meeldraden zich en buigen naar de zijkanten van de bovenlip van de bloemkroon.

Ze komen dan vaak tot voorbij de overkapping van de bovenlip.

Het bovenstandige vierhokkig vruchtbeginsel groeit na bevruchting door insecten uit tot een vierdelige splitvrucht.

De kelken van de Moerasandoorn hebben geen klierharen.

De kruisgewijs staande bladeren zijn breder dan een cm. Ze zijn langwerpig van vorm.

De middelste en de bovenste bladeren zijn zittend geplaatst, hebben geen steel en een zwak hartvormige voet.

Moerasandoorn heeft ondergrondse uitlopers en kan zich zo ook verspreiden op zijn standplaats.

Opvallend is dat Moerasandoorn bijna altijd iets droger staat dan Watermunt.

Omdat Moerasandoorn goed aangepast is aan voedselrijke omstandigheden komt de soort steeds vaker voor op sterk bemeste akkers, zoals Maïsakkers.