Viervlek ( Libellula quadrimaculata )

 

De viervlek vliegt van eind april tot begin september.

Jonge imago’s zijn te vinden in de buurt van het voortplantingswater, bijvoorbeeld in heidegebieden of langs bosranden.

Geslachtsrijpe mannetjes vertonen territoriaal gedrag aan de waterkant.

Ze zitten hier op uitkijkposten (bijvoorbeeld een pijpestrootjestengel) en maken korte vluchten waarbij ze ander mannetjes verjagen en vrouwtjes grijpen voor de paring.

Eitjes worden door het vrouwtje los in ondiep water afgezet, waarbij ze beschermd wordt door het mannetje.

Het mannetje blijft boven haar vliegen en probeert andere mannetjes die willen paren te verjagen.
Op sommige plaatsen en in sommige jaren kan de dichtheid aan viervlekken erg hoog zijn.

Libellen met een vrij breed achterlijf dat taps toeloopt en in een punt eindigt.

Mannetjes en vrouwtjes vergelijkbaar getekend.

Achtervleugels met een donkere vlek in de basis.

De aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel.

Halverwege de voorranden van de vleugels staat een donker vlekje, dat niet voorkomt bij andere libellensoorten.

Sommige exemplaren hebben bij deze vlekjes, en bij de pterostigma’s, een extra donkere veeg in de vleugels .

Achterlijf bij jonge dieren overwegend oranje met contrasterende zwarte punt.

De segmentranden hebben gele zomen.

Oudere dieren worden donkerbruin met een grijze zweem, de zwarte punt vormt dan geen contrast meer.

In het achterlijf zijn vaak opvallende luchtbellen zichtbaar.

Ogen roodbruin. Gezicht crème, soms bijna wit.

Biotoop : allerlei stilstaande, niet te grote en vaak zure wateren.

Grootste aantallen in vennen en hoogveen, lagere aantallen in laagveen en (duin)plassen.