Houtpantserjuffer ( Chalcolestes viridis )

 

De houtpantserjuffer is een in verhouding grote pantserjuffer.

De imago, de volwassen insect, is tot 4,7 cm.

Het achterlijf is langer en breder dan bij de andere pantserjuffers.

Het lichaam is metaalgroen.

Het pterostigma is zo lang als twee onderliggende cellen en wit tot lichtbruin.

De mannetjes hebben in tegenstelling tot andere pantserjuffers nooit een blauwe verkleuring, of berijping, op de achterlijfssegmenten.

De bovenste achterlijfaanhangsels van de mannetjes zijn lang en tangvormig, de onderste kort.

De aanhangsels zijn bleek van kleur.

De vrouwtjes hebben een relatief kleine legboor, die niet voorbij het laatste achterlijfssegment uitsteekt en die een duidelijk gezaagde onderzijde heeft.

In zithouding houden pantserjuffers hun vleugels half gespreid, in tegenstelling tot andere juffers.

Gezien zijn levenswijze komt de houtpantserjuffer vooral voor langs stilstaande en zwakstromende waters, bij vijvers, plassen en kanalen, met overhangende bomen en struiken.

De volwassen dieren verkiezen ruige oevervegetatie als jachtterrein.

De houtpantserjuffer vliegt laat, van half juli tot in november, met een piek in augustus-september.

Als uitzondering op de regel bij pantserjuffers zet de houtpantserjuffer zijn eieren af in de schors van bomen en struiken langs de oever.

De legboor van het vrouwtje is voorzien van een zaagrand, waarmee zij door het hout heen kan boren.

De dieren vormen een tandem voor de paring en de eileg.