Gewone pantserjuffer ( Lestes sponsa )

 

Het lichaam is donker- tot kopergroen met een opvallende metaalglans.

Het pterostigma is zo lang als twee onderliggende cellen en donkerbruin.

Volwassen mannetjes hebben een blauwe verkleuring (berijping) op de eerste twee en laatste twee achterlijfssegmenten.

De bovenste achterlijfaanhangsels van de mannetjes zijn lang en tangvormig, de onderste bijna even lang en recht.

De vrouwtjes hebben een relatief kleine legboor die niet voorbij het laatste achterlijfssegment uitsteekt.

In zithouding houden gewone pantserjuffers hun vleugels half gespreid, in tegenstelling tot andere juffers.

De gewone pantserjuffer vliegt van eind mei tot in oktober, met een piek in juli en augustus.

De gewone pantserjuffer is niet selectief, allerhande stilstaande waters (vennen, vijvers, plassen, …) voldoen.

Een uitbundige oevervegetatie ( russen, biezen, zegge ) is belangrijk.