Gewone smalboktor ( Stictoleptura rubra )

 

De larve ontwikkelt zich nagenoeg uitsluitend in naaldhout van den, spar en lork, waar ze lange onregelmatige gangen vreet in het vochtige hout van oude stronken en wortelpartijen, in liggende en staande stammen en in dikke takken.

In de late lente vindt de verpopping plaats in een eenvoudige cel in het hout.

De ontwikkeling duurt twee of drie jaar en soms langer.

Duidelijk geslachtsdiformisme tussen mannetje en vrouwtje.
Mannetje heeft gele tot bruingele dekschilden en een zwart halsschild.

Het vrouwtje heeft roodbruine dekschilden en een roodbruin halsschild.

Dekschilden met een gele beharing.

Antennes zwart, gekarteld. Poten met zwarte dijen, rest lichter van kleur.
Lengte: 10 – 20 mm.

Vanaf juni tot september met een maximum in juli – augustus.
Te vinden in de buurt van naaldbomen op houtstammen of op struiken.

Ook dikwijls aan te treffen op bloemen van berenklauw, braam en distel.