Coloradokever ( Leptinotarsa decemlineata )

 

De kever wordt ongeveer een centimeter lang en lijkt door zijn bolle en ronde lichaam wat op een lieveheersbeestje.

Het onderscheid is dat de coloradokever vijf zwarte strepen heeft op elk van de dekschilden, die een geel tot geeloranje kleur hebben.

De kop is oranjegeel van kleur en ligt verscholen onder het kopschild, dat ter bescherming dient.

De ogen zijn zwart en langwerpig.

De antennes en palpen (tasters) zijn gesegmenteerd.

De antennes zijn korter dan het lichaam.

Het uiteinde van de maxillaire palp is cilindrisch en korter dan het voorafgaande segment.

Het borststuk draagt aan de onderzijde drie paar poten en wordt aan de bovenkant beschermd door het halsschild of pronotum aan de voorzijde en de dekschilden of elytra aan de achterzijde.

De dekschilden bedekken ook het gehele achterlijf.

De drie lichaamsdelen van de kever (kop, borststuk en achterlijf) zijn dus niet direct te onderscheiden vanaf de bovenzijde.

Onder de dekschilden is het achterlijf bruin van kleur en het borststuk heeft een zwarte kleur.

Hoewel de dekschilden ook wel voorvleugels worden genoemd, zijn ze stijf en dik en kunnen ze niet worden gebruikt om mee te vliegen.

Onder de dekschilden zijn de achtervleugels gelegen die dun en vliezig zijn.

Deze achtervleugels hebben een donkerrode kleur en komen alleen tevoorschijn als de kever zijn dekschilden optilt om te vliegen.

De poten zijn vrij lang.

Ze kunnen onder het achterlijf worden geborgen, maar blijven – in tegenstelling tot bij lieveheersbeestjes bijvoorbeeld – dan wel nog zichtbaar. De poten zijn oranjebruin van kleur, aan het einde van de dij is een zwarte vlek aanwezig.

De coloradokever voedt zich uitsluitend met bladeren en bloemen van planten uit de nachtschadefamilie.

De kever overwintert onder de grond en in de lente leggen de vrouwtjes honderden eitjes.

Hoewel de kevers en hun larven giftig zijn, hebben ze in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied verscheidene natuurlijke vijanden.

In nieuw gekoloniseerde gebieden komen geen vijanden voor, waardoor de coloradokever zich daar zeer snel kan vermenigvuldigen. De kevers kunnen in deze gebieden een geduchte plaag vormen voor onder andere de aardappelteelt.

Met name de larven zijn erg vraatzuchtig en kunnen aardappelvelden geheel ontbladeren.

Men heeft op uiteenlopende manieren getracht om de kevers uit te roeien, bijvoorbeeld door natuurlijke vijanden van de coloradokever te introduceren en door het leger, kinderen en werklozen in te zetten om de insecten te verzamelen en te vernietigen, maar deze pogingen hebben zonder uitzondering gefaald.

Opmerkelijk is dat de coloradokever in tegenstelling tot de meeste insecten niet gebonden is aan een bepaalde habitat.

Ook het klimaat van een gebied speelt nauwelijks een rol voor de kever.

Zowel in woestijnachtige gebieden in zuidelijk Noord-Amerika als in koele streken in Canada kan de soort worden aangetroffen.

De larven en eieren van de coloradokever kunnen niet tegen vorst en in landen waar de bodem regelmatig bevriest zal de kever niet in staat zijn zich te handhaven.

De enige voorwaarde waar een gebied daarnaast aan moet voldoen om coloradokevers te laten overleven is de aanwezigheid van aardappelplanten.