Bruine tandkever ( Uleiota planata )

 

De bruine tandkever jaagt op kleine insecten achter de loszittende schors van pas dode bomen.

Ze hebben een plat, langwerpig, zwartbruin tot donkergrijs lichaam met een ruw oppervlak.

De uitstekende delen en de randen van de dekschilden zijn lichtbruin.

Jonge exemplaren kunnen helder okergeel zijn.

De lengte varieert tussen de 4,5 en 5,5 millimeter.

De monddelen van de kever wijzen naar voren.

Het mannetje heeft op de bovenkaak twee sikkelvormige hoorns die naar boven en voren zijn gebogen.

De draadachtige, behaarde antennes bestaan uit elf segmenten en zijn ongeveer net zo lang als het lichaam.

eerste segment is relatief lang en dik ten opzichte van de rest.

Het rugschild is breder dan lang.

Aan de voorzijde is hij breder dan de kop en wordt van daaruit geleidelijk smaller.

Aan de zijkant zitten kleine tandjes.

De dekschilden zijn bedekt met borstelharen en over de lengte voorzien van ondiepe groeven.

Zowel de larven als de volwassen kevers leven onder afbladderend schors van loofbomen en sommige naaldbomen.

De kevers leven vaak in groepen en zijn soms ook op het schors te vinden.

Bij verstoring bewegen ze zich zeer snel en veranderen vaak van richting.

Hierdoor zijn de kevers lastig te vangen.