Het gebied in de omgeving van de Grote Nete was oorspronkelijk één groot broekbos.

Na natuurlijke verdroging vanaf de tiende eeuw werd het ontbost en diende het als weideplaats voor schapen.

Tegen het einde van de vijftiende eeuw was het terrein omgevormd tot omheinde 'beemden' die als hooiland werden gebruikt.

 

Later trachtte men de grasproductie van die beemden op te drijven door middel van een bevloeiingssysteem.

Dat bestond uit een stelsel van greppels die het water van de Grote Nete aanvoerden en verdeelden over de hooilanden.

In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw raakte de bewatering en de afwatering in onbruik.

Kunstmest moest het vruchtbaar makende water vervangen.

 

Men wilde ook meer machines gebruiken maar grote delen van het Griesbroek bleken ongeschikt voor moderne en intensieve landbouw. Het merendeel van de gronden werd al vlug moerassig en raakte begroeid met riet, els en wilg.

Zo kregen ze het natuurlijk uitzicht dat ze nu nog hebben.

Het Griesbroek is het leefgebied van vogels zoals de waterral en de blauwborst.

Je vindt er ook groene en bruine kikkers, de gewone pad, alpenwatersalamanders en kleine watersalamanders.

Bij de dagvlinders springt één soort bijzonder in het oog: de uiterst zeldzame veldparelmoervlinder.

 

 

Bron: ANB