Wilde akelei ( Aquilegia vulgaris )

 

 

De wilde plant heeft blauwviolette bloemen en groeit in lichte, kruidenrijke loof-, naald- en gemengde bossen, in bosranden en op kapvlakten, in kreupelhout en struwelen, in plantsoenen en op buitenplaatsen.

De plant komt van nature voor in de gematigde zones van Europa en Azië. Vroeger werd de plant ook veel op begraafplaatsen aangeplant.

De plant bloeit van mei tot juli met 3-5 cm grote bloemen, die vijf opvallend gepunte paarsblauwe, roodpaarse, roze of witte kroonbladen en talrijke meeldraden hebben.

De punt wordt gevormd door een joningklier (nectarie).

De vrucht is een kokervrucht.

 

De akelei heeft een hoog gehalte aan blauwzuur en is daarom zwak giftig.

Dit betreft alle delen van de plant, maar bovenal de zaden zijn giftig door de aanwezigheid van blauwzuur.

Het plantje bevat ook magnoflorin, linolzuur, myristinezuur, palmitinezuur en aquileginezuur.