Ronde zonnedauw ( Drosera rotundifolia )

 

Ronde zonnedauw groeit hoofdzakelijk op veengronden op hoogveen en natte heiden.

Maar ook op een meer minerale, licht humeuze zand tot kleiige zandbodem in natte heide kan ronde zonnedauw gedijen.

ln laagveengebieden vind je de soort in de voedselarme delen van veenmosrietlanden en de zuurdere delen in kalkmoeras.

Dat zijn ín Vlaanderen echter uiterst zeldzame levensgemeenschappen en ronde zonnedauw komt er nauwelijks in voor.

De standplaatsen zijn steeds zeer nat, met het water net onder het maaiveld.

De fluctuaties van de watertafel zijn beperkt en de standplaatsen komen meestal enkel buiten de zomer onder water.

Zowel in venige natte heide als in hoogveen groeit ronde zonnedauw in al dan niet verlandende veenmoskussens.

Alle standplaatsen zijn gekenmerkt door een open kruidlaag, waardoor er voldoende licht op de bodem valt.

De soort verdwijnt bij verdroging.

De kleine planten van Ronde zonnedauw hebben een rozet van bladeren.

De stelen zijn behaard en bij deze zonnedauw ligt de rozet erg plat aangedrukt tegen de bodem of op het veenmos.

De bladeren zijn een beetje rood van kleur.

Meestal één soms meer bloemstengels komen recht te voorschijn uit de bladrozet en tijdens de bloei in de zomer zie je dat op de stengel(s) een bloeiwijze in de vorm van een schicht staat waarin de regelmatige witte bloemetjes staan.

Ze zijn vijftallig en tweeslachtig.

Na de bloei ontwikkelen de vruchtbeginsels zich tot doosvruchten.

Vleesetende planten zijn een uitzondering in onze wilde flora.

De plant vangt kleine insecten, voornamelijk vliegen maar ook spinnen.

Het doet dit door middel van bladeren die voorzien zijn van tentakels, klierharen waarop aan het uiteinde een druppeltje kleverige afscheiding zit (de dauw).

Als een vliegje op het blad landt, kleeft het vast.

Het blaadje rolt zich vervolgens langzaam op om de prooi te verteren.