Pekbloem ( Silene armeria )

 

De pekbloem is een mooie en compacte plant die maar blijft doorbloeien, de roze bloemetjes zijn in mooie trosjes gerangschikt en de plant wordt druk bezocht door vlinders.

De Nederlandse naam verwijst naar de kleverige substantie op de plant waar kleine insecten aan vast blijven plakken.

Het is echter geen 'vliegenvanger' of vleesetende plant.

Pekbloem behoort tot de anjerfamilie.

Deze plant staat op open en warme, zonnige tot licht beschaduwde, stikstofarme, droge en losse, vrij zure en matig voedselrijke zandgrond. Het liefst binnen het overstromingsbereik van beken, verder ook op stenige plaatsen.

De thermofiele plant groeit op open plekken in graslanden, in akkers en struwelen, in bosranden en op puinhellingen, op rotsen en op grindige, ruderale plaatsen.

Uit de penwortel komt een rechtopgaande stengel, die niet- of reeds beneden- vertakt is, en evenals de gehele plant onbehaard en blauwgroen is .

De onderste bladen zijn klein, lancetvormig, naar de voet versmald, vrij spits, de hogere zijn langwerpig, met brede voet, stomp, de bovenste hebben een stengelomvattende voet en zijn eirond, kort toegespitst.

Alle zijn gaafrandig.

De bloemen zijn lichtpurper, zelden wit, rechtopstaand, vrij talrijk en vrij kortgesteeld, zij staan in gevorkte bijschermen.

De kelk is onbehaard, roodachtig, smal- knotsvormig, met ovale, afgeronde tanden.

De kroonbladen zijn vrij groot, uitgerand, met lancetvormige schubben aan de keel en niet-geoorde nagel.

De doosvrucht is langwerpig, even lang als of langer dan de onbehaarde vruchtdrager, omstreeks even lang als de kelk en opent zich met 6 omgerolde tanden.

Zij is dicht bij de voet 3-hokkig. 1,5-6 dm. Mei- herfst.