Boompioen ( Paeonia suffruticosa )

 

De boompioen  is een middelgrote, bladverliezende heester met mooie rechtopgaande vorm en gladde dubbelgeveerde middengroene bladeren met een blauwachtig groene onderkant.

De boompioen schittert in de lente met zijn grote, soms dubbele, witte, roze, gele of rode geurende eindstandige bloemen, in de herfst gevolgd door bronskleurige zaaddozen.

Paeonia suffruticosa houdt van een standplaats in de zon of halfschaduw en beschermd tegen felle wind, hij houdt er niet van verplaatst te worden, verlangt een ph neutrale grond en behoeft weinig snoei.

De boompioen is goed winterhard en ziekteresistent.

Deze plant is afkomstig Noordwest-China, Tibet. 

Het is een vrij breed opgaande struik die een maximale hoogte bereikt van 150-175 cm. De twijgen zijn dik. De bladeren zijn enkel- of dubbel drietallig en groot.

De Boompioen staat het liefst op een plaats met enkele uren zon per dag.

Ze hebben een uitgesproken voorkeur voor voedzame grond die voldoende kalk bevat, liefst klei- of zavelgrond.

In de groeiperiode is voldoende vocht noodzakelijk. ’s Winters moet de grond vlot afwateren.

Wanneer je de pioenen na de bloei in juli voldoende stikstof houdende meststof geeft en in het vroege voorjaar een organische mest ( bijvoorbeeld gedroogde koemest) krijg je prachtige bloemen.

Grote bloemen moeten ondersteund worden.

Houd er rekening mee dat een Boompioen een zeer trage groeier is.

Knip de uitgebloeide bloemen na de bloei net boven de nieuwe groei af.

Een volwassen Paeonia Suffruticosa die te groot is geworden of waarvan de takken te hoog zijn kan gesnoeid worden.

Snoei de oudste en dikste takken in de late hersft terug tot de gewenste vorm.

Gebruik een  scherpe snoeischaar voor dit karwei.